Waarom zijn smartphones zo duur geworden?
Inflatie? 5G? Gewoon omdat het kan?
De vraag die iedereen wel eens gesteld heeft de voorbije vijf jaar is zonder twijfel: "Waarom zijn smartphones zo duur geworden?" Je hebt mensen die zullen zeggen dat het de schuld van Apple en de iPhone is. Hoewel de iPhone 14 Pro Max een van de duurste smartphones van het moment is, is Apple niet eigenhandig verantwoordelijk voor de hoge smartphoneprijzen.
Daarnaast is niet zomaar één duidelijke reden (of schuldige) voor de hoge prijzen. Het is een combinatie van verschillende factoren die we hier graag voor je op tafel leggen.
1. Inflatie in Europa
Om te beginnen, het zijn niet alleen smartphones die de voorbije maanden duurder zijn geworden. Het brood in de supermarkt is duurder geworden, het beleg dat je op dat brood doet is duurder geworden en de elektriciteit voor de vaatwasser waar je achteraf het broodmes in doet, is ook duurder geworden. Door diezelfde inflatie zijn ook de prijzen voor smartphones gestegen en dan vooral in Europa.
Apple kondigde in september van vorig jaar trots aan dat de iPhone 14 dezelfde adviesprijs van 799 dollar behoudt als de iPhone 13. De iPhone 14 Pro behoudt op dezelfde manier zijn adviesprijs van 999 dollar en de Pro Max kost nog steeds 1099 dollar. De nieuwe iPhone 14 Plus past hier netjes tussenin met zijn adviesprijs van 899 dollar.
Voor Europa was er minder goed nieuws. Waar de iPhone 13 begon bij 909 euro, begint de iPhone 14 bij 1019 euro. Daar zien we een stijging van 110 euro. Ook de iPhone 14 Pro en Pro Max zagen dezelfde trend. Waar de iPhone 13 Pro begon bij 1159 euro, begint de iPhone 14 Pro nu bij 1329 euro, een stijging van meer dan 150 euro. Het duurste model, de iPhone 14 Pro Max, begint nu bij 1479 euro. Vergelijk dat met de adviesprijs van 1259 euro van de iPhone 13 Pro Max en je ziet een stijging van meer dan 200 euro.
Dit was slechts het begin van de prijsstijgingen. Toen de Samsung Galaxy S23 in februari werd onthuld, zagen we exact hetzelfde. De dollarprijzen bleven hetzelfde als vorig jaar, maar de europrijzen werden hoger. Niet alleen smartphones zijn duurder geworden, want ook Sony heeft vorige zomer de prijzen van de PS5 verhoogd van 499,99 euro naar 549,99 euro.
Zowel de iPhone 14 als Samsung Galaxy S23 zijn geen grote upgrade van hun voorgangers. Voor de Amerikanen maakte dat natuurlijk weinig uit, want zij betalen evenveel voor beide toestellen. Voor ons ligt dat nét iets anders, aangezien we meer betalen en daar bijna niets voor terugkrijgen. Dit kan wel eens het slechtste moment zijn om met kleine upgrades te komen, aangezien het duidelijk is dat bijna elke smartphoneproducent zijn prijzen moet verhogen.
Krijg dagelijks inzicht, inspiratie en aanbiedingen in je inbox
Meld u aan voor het laatste nieuws, recensies, meningen, toptechnologiedeals en meer.
2. Meer interne opslag
Afgezien van het economische landschap, zijn er nog enkele andere factoren die voor de hogere prijzen hebben gezorgd. De interne opslag is een belangrijk onderdeel van een smartphone dat de prijs bepaalt. Opslag heb je nodig voor apps, foto's, video's, documenten en ook voor enkele bestanden die nodig zijn om je telefoon te laten werken. Hoe geavanceerder smartphones worden, hoe meer opslag je nodig hebt.
In een ver verleden had je nog telefoons met 8GB, 16GB en 32GB opslag. Er was zelfs een periode dat 32GB opslag veel was. Dat ligt inmiddels ver achter ons, want Android 13 heeft gemiddeld tussen de 10GB en 15GB van de interne nodig voor zijn systeembestanden en standaard apps. Daar komt bij dat apps zelf ook groter zijn geworden en dat apps van meer dan 1GB geen uitzondering meer zijn. Voeg daar de komst van 200MP-camera's en 4K-video aan toe, en je komt er gewoon niet meer met de ingebouwde opslag van vroeger.
Inmiddels is 128GB de opslagvariant die je het meeste vindt, zelfs bij telefoons van minder dan 200 euro. 32GB komt over het algemeen niet meer voor en 64GB zie je soms nog bij telefoons die goedkoper dan 150 euro zijn. Apple was de laatste om 64GB af te schaffen in het premium segment. De iPhone 12 was de laatste met deze optie en sinds de iPhone 13 hanteert Apple ook 128GB als minimum.
Nu is het zo dat opslag een van de duurdere onderdelen van een telefoon is en dat je niet zomaar elk willekeurig cijfer kan aanbieden. Zonder al te technisch te gaan, is de hoeveelheid interne opslag een cijfer dat altijd verdubbeld moet worden. Zo ga je van 8, naar 16, naar 32, naar 64, naar 128, naar 256... Hoe duur of goedkoop de basisprijs van een smartphone ook is, je zal zien dat de versie met 256GB opslag vaak minstens 100 euro meer kost dan de versie met 128GB opslag. De sprong van 256GB naar 512GB opslag zal je daarnaast vaak meer dan 200 euro extra kosten.
3. Stevigere, kwalitatievere materialen
Een punt dat vaak over het hoofd wordt gezien zijn de materialen waarmee een smartphone gebouwd wordt. Dan hebben we het niet over de camera's met steeds meer megapixels of snellere chipsets, maar de onderdelen die je aan de buitenkant ziet. Smartphones zijn namelijk niet alleen groter geworden, maar ook steviger.
Vroeger waren smartphones vaak van plastic of aluminium gemaakt, twee goedkope grondstoffen. Tegenwoordig wordt er voor verstevigd glas gekozen dat getest is onder verschillende omstandigheden zodat het niet breekt wanneer je telefoon valt. Daarnaast zijn de zijkanten van de telefoon gemaakt van roestvrij staal of verstevigd aluminium.
De iPhone 6 Plus stond bekend als de eerste vouwbare iPhone, omdat Apple nog nooit eerder zo'n grote telefoon had gemaakt. Dat werd duidelijk toen gebruikers zonder al te veel moeite de telefoon konden buigen. Er was niet meer nodig dan een iPhone 6 Plus en een harde ondergrond waarop je gaat zitten om hem te doen buigen. Grotere telefoons vroegen om andere materialen en verstevigd glas is wat de voorkeur kreeg.
De resolutie en type van het display hebben eveneens een zekere impact gehad. Waar we eerst een HD-resolutie (720p) hadden, hadden we snel Full HD (1080p) nodig om alles scherp te houden op de displays. Toen we displays van bijna 7 inch begonnen te zien, werd de resolutie soms opgedreven tot 1440p. Daarna begon de overgang van LCD-schermen naar duurdere AMOLED-schermen.
4. Software is niet gratis
Software is een interessant punt in het hele prijzenverhaal. Bedrijven willen natuurlijk dat we denken dat software gratis is, maar zo werkt het niet helemaal. Vroeger kocht je een telefoon, stak je je simkaart erin en kon je beginnen bellen. Alles wat je met die telefoon kon doen, bleef hetzelfde tijdens de hele levensduur. Er was geen sprake van updates.
Tegenwoordig vliegen de updates ons om de oren en heb je security-updates nodig om beschermd te zijn tegen malware en hackers. Er is daarnaast een reden dat een telefoon van 250 euro vaak geen Android-update krijgt en dat een telefoon van 1000 euro vier Android-updates krijgt. Hoe je het ook wendt of keert, je betaalt voor updates.
Vroeger kocht je een telefoon en moest de producent niet meer omkijken naar het toestel. Nu we in een hypergeconnecteerde maatschappij leven waar het internet niet meer weg te denken is, zijn software- en beveiligingsupdates een must. Smartphoneproducenten moeten daarom voortdurend de software van hun telefoon bijwerken. Voor zover wij weten, zijn updates gratis, maar om ze uit te voeren heb je personeel, servers, datacenters en meer nodig... en dat kost natuurlijk geld. Dat geld zit daarom verwerkt in dat eenmalige bedrag dat jij betaalt voor je smartphone.
5. 5G
Tot slot zagen we ongeveer drie jaar geleden een moment waarop smartphoneprijzen hoger werden en de schuldige daarvoor is 5G. Hoewel het overgrote deel van de Nederlanders en Belgen nog steeds een 4G-abonnement heeft, zijn de meeste smartphones vanaf 500 euro sinds medio 2020 uitgerust met 5G-hardware. Net zoals 5G-abonnement is de hardware voor 5G-connectiviteit niet goedkoop. Of je nu een 5G-abonnement hebt of niet, je betaalt voor de 5G-antennes en -modem in je smartphone.
In 2020 had je soms nog telefoons die in twee versies kwamen, 4G en 5G. Bij de Samsung Galaxy S20 betaalde je bijvoorbeeld 100 euro meer voor de 5G-versie, die de meesten links lieten liggen aangezien noch Nederland noch België werkende 5G-infrastructuur had op dat moment. Die keuzemogelijkheid was jammer genoeg een tijdelijk fenomeen en het duurde niet lang voor er alleen 5G-versies verschenen. Dat zagen we bij de iPhone 12, de eerste iPhone met 5G, die in september 2020 verscheen. Die kreeg een adviesprijs van 909 euro, terwijl de iPhone 11 uit 2019 (zonder 5G) begon bij 809 euro.
De OnePlus Nord en Motorola moto g 5G plus waren twee van de eerste "goedkope" 5G-telefoons met hun adviesprijzen van respectievelijk 399 euro (voor 128GB opslag). Laten we even focussen op de Motorola, want daar werd de meerprijs van de 5G-connectiviteit enkele maanden later duidelijk. Toen lanceerden ze de Motorola moto g9 plus die op een gelijkaardig niveau zat als de moto g 5G plus, maar dan zonder 5G. Die telefoon kreeg een adviesprijs van 269 euro en zat daarmee in een geheel andere prijsklasse.
Intussen zitten we op het punt dat de meeste smartphones boven de 350 euro sowieso 5G-connectiviteit hebben. Wil dat zeggen dat we eigenlijk dezelfde smartphones maar dan zonder 5G hadden kunnen hebben voor 50 tot 100 euro minder? Dat is een vraag waarop ik geen sluitend antwoord kan geven, maar als we kijken naar het voorbeeld van Motorola, dan is het zeker mogelijk.
Bij Poco zagen we tot slot een ander goed voorbeeld. In september 2020 lanceerden ze de Poco X3 NFC (zonder 5G) in twee versies, eentje met 64GB opslag voor 229 euro en eentje met 128GB opslag voor 269 euro. In februari 2022 zagen we de Poco X4 Pro met 5G voor een adviesprijs van 299 euro (128GB opslag). Het grappige is dat de adviesprijs niet alleen hoger was, maar dat de algemene prestaties trager waren. De nieuwere Poco had dus wel 5G, maar gaf je een tragere algemene gebruikerservaring in vergelijking met zijn voorganger zonder 5G.
Moet je zoveel geld uitgeven aan een smartphone?
Het eenvoudige antwoord op de vraag hierboven is een simpele nee. Je moet geen 1000 euro uitgeven voor een goede smartphone en zelfs geen 500 euro. Voor minder dan 250 euro kan je al een goedkope telefoon vinden waarmee je jaren verder kan. Met dit budget kijk je best naar telefoons van Nokia en Motorola. Nokia zal je iets langer software-updates geven, terwijl de beste Motorola-smartphones vooral uitblinken met hun sterke batterijduur.
Bram is de hoofdredacteur van TechRadar Benelux en is al jarenlang een trouwe Android-gebruiker. Hij schrijft met plezier over alles wat met consumententechnologie te maken heeft. Na het werk vind je hem gewoonlijk voor zijn Nintendo Switch, al dan niet met een glas rosé erbij.